Vaccinatieschema
In 1957 heeft de overheid het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) ingesteld. Dat programma bevat een schema waarin staat wanneer baby’s in Nederland worden gevaccineerd en tegen welke ziekten. Het Rijksvaccinatieprogramma is opgedeeld in vier fasen:
Fase 1: | |
6 – 9 weken: | Prik 1: DKTP – Hib – HepB |
Prik 2: Pneumokokkenziekte | |
3 maanden: | Prik 1: DKTP – Hib – HepB |
4 maanden: | Prik 1: DKTP – Hib – HepB |
Prik 2: Pneumokokkenziekte | |
11 maanden: | Prik 1: DKTP – Hib – HepB |
Prik 2: Pneumokokkenziekte | |
14 maanden: | Prik 1: BMR |
MenACWY (sinds mei 2018) | |
Fase 2: | |
4 jaar: | Prik 1: DKTP |
Fase 3: | |
9 jaar: | Prik 1: DTP |
Prik 2: BMR | |
Fase 4: | |
12 jaar (meisjes) | Prik 1: HPV (2 keer 1 prik) |
Gebruikte afkortingen
D: Difterie
K: Kinkhoest
T: Tetanus
P: Polio
Hib: Haemophilus influenzae type B
HepB: Hepatitis B
B: Bof
M: Mazelen
R: Rodehond
MenACWY: Meningokokken types A, C, W en Y
Waarom vaccineren?
Voor veel infectieziekten is sprake van groepsbescherming. Dat betekent dat wanneer veel kinderen ingeënt zijn tegen een bepaalde infectieziekte, deze ziekte minder vaak voor komt. Ook kinderen die niet ingeënt zijn en kinderen waarbij de inenting niet werkt, lopen dan minder risico de infectieziekte te krijgen. Ze worden als het ware beschermd door de groep van ingeënte kinderen.
Om deze groepsbescherming te krijgen én te behouden is het belangrijk dat zo veel mogelijk kinderen ingeënt zijn. Als bijna alle kinderen ingeënt zijn, kan een ziekte zelfs helemaal verdwijnen.
Geef een reactie